Het FAVV vierde in februari haar 25ste verjaardag. De oprichting van het FAVV had 25 jaar geleden een grote impact, ook op BCZ en haar leden. Renaat Debergh, voormalig Afgevaardigd Bestuurder van BCZ, vertelt hoe hij de oprichting van het FAVV heeft ervaren. Lien Callewaert, huidig directeur van BCZ werpt een blik op de toekomst.
Hoe heb jij het ontstaan van het FAVV ervaren?
Renaat: Het ontstaan van het FAVV was absoluut een goede zaak. Na mijn ervaring met de dioxinecrisis gaf het een gevoel van hoop aangezien het een oplossing bood voor de versnipperde bevoegdheden en het gebrek aan duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden. Daarnaast zorgde het FAVV er ook voor dat voedselveiligheid meer in de kijker kwam te staan. Zeker met de aanstelling van Piet Vanthemsche als afgevaardigd bestuurder van het FAVV is alles in een stroomversnelling gekomen. Het werd snel duidelijk dat het belangrijk was om alle schakels uit de keten nauw bij het voedselbeleid te betrekken. Dit werd geconcretiseerd in de oprichting van het Raadgevend Comité. Ik ben tevreden dat wij als sectorfederatie van in het begin een goede samenwerking hebben gehad met het FAVV via het Raadgevend Comité, maar ook via andere werkgroepen of overlegmomenten om steeds samen op een constructieve manier te werken aan voedselveiligheid.
Hoe heeft het ontstaan van het FAVV een invloed gehad op de werking van BCZ?
Renaat: De dioxinecrisis en de oprichting van het FAVV was voor BCZ een signaal dat er meer ingezet moest worden op voedselveiligheid. Ook vanuit de Raad Van Bestuur van BCZ werd dit signaal sterk bekrachtigd. In samenwerking met enkele consultants werd na de dioxinecrisis een doorlichting gedaan van de zuivelbedrijven. Deze consultants waren niemand minder dan Piet Vanthemsche en Herman Diricks, die allebei nadien CEO van het FAVV werden. De doorlichting gaf ons als sector en de bedrijven belangrijke inzichten in verband met voedselveiligheid. De bedrijven gingen hiermee aan de slag, maar ook BCZ zat niet stil. We stelden een document op met minimale voedselveiligheidsaanbevelingen voor de BCZ-leden. Dit document was een soort sectorgids, nog voor hier sprake van was. Dit betekende ook wel dat we snel konden inspelen op het initiatief van het FAVV voor het opstellen van sectorgidsen. Hiermee was de zuivelsector de eerste binnen de voedingsindustrie die een volwaardige sectorgids indiende voor goedkeuring bij het FAVV. Naast de sectorgids, werd samen met de landbouworganisaties ook gewerkt aan IKM. Iets later kwam dan ook Monimilk, het monitoringsprogramma op contaminanten in rauwe melk dat beheerd wordt door de sector.
Een constructieve samenwerking met het FAVV werd al aangehaald. Waarom is dit zo belangrijk?
Renaat: BCZ is steeds een betrouwbare en goed georganiseerde sectorfederatie geweest. BCZ vertegenwoordigt verder nagenoeg de hele zuivelsector. Door de goede organisatie, kunnen we onze verantwoordelijkheid opnemen en snel reageren met de hele sector. Samen met het FAVV zijn we overtuigd dat voedselveiligheid altijd een prioriteit moet zijn, maar in het bijzonder bij de oprichting moesten we als sectorfederatie ook waken dan het haalbaar blijft voor onze bedrijven op economisch vlak om concurrentieel te blijven ten opzichte van buitenlandse bedrijven waar de eisen niet altijd even strikt waren.
Wat zijn volgens jou belangrijke (voedselveiligheids)uitdagingen in de toekomst?
Lien: Renaat haalde de uitdaging voor de zuivelbedrijven om concurrentieel te blijven bij de oprichting van het FAVV 25 jaar geleden al aan. Wel, ook vandaag blijft deze uitdaging brandend actueel. De marges binnen de voedingsindustrie bereikten met 2.32% vorig jaar hun laagste niveau in 15 jaar, en jammer genoeg duiken de marges van de zuivelindustrie daar gemiddeld nog verder onder. De grootste uitdaging binnen voedselveiligheid ligt volgens mij dan ook om, binnen dit strikte financiële kader, én bij het verder aanpakken van recentere uitdagingen zoals de verduurzaming van de voedselproductie, op geen enkel punt de onafgebroken aandacht voor voedselveiligheid te laten verslappen. Hierbij is een goede voedselveiligheidscultuur binnen de bedrijven een belangrijke troef. Ook Herman Diricks, CEO van het FAVV benadrukte dit tijdens een infosessie die we als BCZ over dit thema voor CEO’s en kaderleden van zuivelbedrijven organiseerden.
Iets waar we nu al mee te maken krijgen, maar ook zeker in de toekomst nog effecten van zullen zien is klimaatverandering. Ook voor voedselveiligheid heeft dit gevolgen door bijvoorbeeld de insleep van dierenziekten en extreme weersomstandigheden zoals droogte. De zuivelsector zet sterk in op verduurzaming en is trots op de stappen die hiervoor al werden genomen. Een van deze inspanningen binnen de zuivelverwerkers is het inzetten op hergebruik van water. Er wordt namelijk heel wat water gegenereerd bij de productie van zuivelproducten, denk maar aan de kaasproductie, of de productie van melkpoeder. Maar ook bij deze nieuwe toepassingen moet de veiligheid van het voedingsproduct steeds voorop gesteld worden. Zo heeft BCZ enkele jaren geleden, samen met de nodige wetenschappelijke experten, de mogelijke voedselveiligheidsrisico’s bij het hergebruik van water onderzocht om vervolgens de beheersmaatregelen hiervoor op te nemen in haar autocontrolegids. Deze aanpak werd gevalideerd door het FAVV en kan als leidraad dienen voor bedrijven die hier verder op willen inzetten.
En hoe pakken we die voedselveiligheidsuitdagingen dan best aan?
Lien: Om zo efficiënt mogelijk bestaande en nieuw opkomende voedselveiligheidsrisico’s te beheersen zie ik twee cruciale elementen: proactiviteit en samenwerking.
Een voorbeeld van een proactieve aanpak binnen de zuivelsector waar we absoluut verder willen op inzetten in de toekomst is ons sectoraal monitoringsprogramma Monimilk. We kunnen op een kostenefficiënte manier verschillende parameters monitoren in rauwe melk wat ons een goed beeld geeft van de risico’s. Hierin hebben we enkele vaste parameters die door het FAVV als mogelijke risico’s werden geïdentificeerd of parameters waarvoor wettelijke eisen worden gesteld. Daarnaast spelen we ook in op nieuwe parameters waarvoor niet altijd geweten is wat het mogelijke risico is voor onze sector. Zo deden we in 2021, toen de PFAS-problematiek aan het licht kwam, een eigen monitoring voor rauwe melk afkomstig uit het gebied rond 3M. Deze resultaten werden ook gedeeld met andere betrokken partijen waaronder het FAVV, en toonden toen aan dat er geen PFAS in melk gedetecteerd werd.
Daarnaast blijft nauw contact met de verschillende diensten van het FAVV, en verdere samenwerking met onder andere de crisiscel van het FAVV uitermate belangrijk. Maar ook de inspanningen die het FAVV onderneemt om de dialoog en samenwerking met de andere voedselagentschappen binnen de EU, maar ook daarbuiten te versterken, zijn uitermate goede evoluties. De uitdagingen die op ons afkomen zijn wellicht divers, en samenwerking wordt een absolute noodzaak.
BCZ staat alvast klaar om mee verder te werken aan een veilige, duurzame en toekomstbestendige voedselketen. We hebben als BCZ immers een belangrijke taak als aanspreekpunt voor onze leden bij bedrijfsspecifieke problemen, en het faciliteren van het overleg met het FAVV.
Gelukkige verjaardag, FAVV!